zaterdag 29 november 2014

P. Imre Kozma OSJD - II




(Vervolg van de vertaling van het interview voor het weekblad Magyar Demokrata (28/XVII 10-07-2013) door Ida Nagy)
Uw nieuwe weg betekende dat u als pastoor de openbaarheid niet schuwde en dit nota bene in de hoofdstad?
Ik ben naar Boedapest overgeplaatst, naar de franciscaanse kerk in het stadsdeel Pest, de heilige Petrus Alcantara kerk waar tegen het einde van de zestiger jaren alleen vredespriesters als pastoor benoemd werden. Een leidinggevende vredespriester had meer macht dan de bisschop. Maar, om hun bestaan te legitimeren, hadden ze ook gewone priesters voor de zielzorg nodig. De rector van de kerk waar ik benoemd werd vroeg me ook om me aan te sluiten bij de beweging, maar ik weigerde en tot mijn verbazing is hij hierop nooit meer teruggekomen. Ik kon aan het werk.

Hoe kon u uw isolement doorbreken?
In die tijd waren priesters derderangs staatsburgers en op kerkelijk vlak waren bijna alle activiteiten verboden. Sommige zielzorgers gaven in het geheim catechese aan groepen bestaande uit 5-10 jongeren. Dit werd in die tijd als "samenzwering tegen de staat" bestempeld. Ik raakte eraan gewend dat overal waar ik naartoe ging, ik op enkele meters afstand werd gevolgd door iemand. Ik werd ook vaker verhoord door de politie.
Iedereen werd in de gaten gehouden, de politie was van alles op de hoogte en alle kerkelijke activiteiten werden als staatsvijandig bestempeld. Deze zielzorgers werden in een, geheimzinnige ‘verboden zone’ geplaatst, en dat beperkte hun bewegingsvrijheid erg. Op papier was er vrijheid van godsdienst, maar alleen binnen de kerkmuren. Het geloof mocht niet in het openbaar beleden worden. Diegene, die van nature al schuchter waren, werden hierdoor nog meer ontmoedigd, omdat iedereen makkelijk geregistreerd kon worden. Ik vond de moed van deze dappere zielzorgers indrukwekkend, en het werken met kleinere groepen sprak me ook aan, maar tegelijkertijd maakte ik me ook zorgen om de grote massa’s die we niet konden bereiken.
De jongeren- en volwassencatechese avonden werden steeds populairder. Het bombastisch verkondigde “wettelijke kader” van vrije geloofsverkondiging binnen de kerkmuren schepte alleen een kans, maar bood geen bescherming. Voor de verklikkers en geheime politieagenten vormde de kerk een ware “jachtgebied”. Als priester voelde ik me gedwongen om het woord te verkondigen en dat gevoel was sterker dan mijn angst. In onze eigen angst opgesloten zitten is een ware gevangenis, erger dan fysieke gevangenschap. Ik maakte me vooral zorgen om de vele jongeren die naar me toe kwamen, omdat vanwege hun geloof velen van de universiteiten en hogescholen werden verwijderd. En ondanks dit feit bleven deze jongeren niet weg. Zo ging de geloofsverkondiging tijdens de onderdrukking. Ondertussen bouwden wij ook aan de toekomst. De rector van de kerk heeft niets ondernomen tegen mijn pastorale activiteiten onder de jongeren. De maat raakte echter vol, toen ik het huwelijkspastoraat opstartte: Ik heb gemerkt dat jonge mensen na hun trouwen vaak geen begeleiding meer kregen. Maar we moeten niet vergeten dat hun gezamenlijke levensweg pas na het eindigen van de huwelijksvoorbereiding begint. We moeten ze blijven ondersteunen. Uit dit initiatief is er een waar sprookje ontstaan binnen onze parochie: een echte gemeenschap, bestaande uit 2800 echtparen. Van deze 2800 huwelijken eindigden uiteindelijk maar drie in een scheiding en het gemiddelde kinderaantal was 4,3.

Prachtig!
-De maat was ook gauw vol. Kardinaal Lékai, die zich incognito vaak onder de deelnemers van de huwelijkscatechese begaf, bracht me in oktober 1976 het droevig bericht dat het Staatstoezicht voor de kerken mijn “priestervergunning” ingetrokken had. Op 5 november 1976, op mijn naamdag, heeft mijn vroegere pastoor, Anzelm Bárány benaderd en hij heeft me verteld dat hij me graag als zijn opvolger wilde zien. Ik heb hem alles verteld, waarop hij antwoordde: “Maak je geen zorgen, God is er ook nog!” En het volgende grote wonder is geschied: op 15 januari werd ik als eerste niet-vredespriester in Boedapest tot plebaan benoemd van de wijk Zugliget. 
Ik had grootse plannen. De viering van de Eucharistie gaat buiten de kerkmuren door middel van de caritatieve activiteiten door. Daar hadden wij ruime mogelijkheden voor. Van de huizen van de na de oorloog gedeporteerde Duitstalige minderheid en van de villa’s van de vroegere welgestelden burgers werden sociale woningen. We namen de zorg voor deze mensen op onze rekening. Hiervoor kregen we nog de meeste hulp van de voorzitter van de gemeenteraad. De vreugde om deze nieuwe gemeenschap rondom de kerk kon ook niet worden weggenomen door het feit dat de politie de kentekens van de auto’s van bezoekers van de Mis noteerde.

In Zugliget hebt u zich ook ontfermd over de duizenden Oost-Duitse vluchtelingen die in 1989 naar West-Duitsland wilden vluchten en uw actie oogstte grote waardering. Maar iedereen was verbaasd toen u tijdens de Balkan oorlog uit de belegerde Vukovar ouderen, kinderen, vrouwen en zieken redde.
Ik heb uit de VS een telefoon gekregen, dat er in de kelder van de kerk in Vukovar zeven franciscanen vastzitten, en ik ze moest gaan halen. Ik vroeg: wat met de anderen? Aan de andere kant van de lijn werd het stil. We vertrokken. De frontlinie lag 7 kilometer van Vukovar. De Servische soldaten wilden me niet doorlaten en zeiden dat we met de generaal moesten gaan praten. Ik vroeg hen om mij naar hem te brengen. Na meerdere uren auto rijden kwamen we aan bij de bunker van de generaal. Onderweg schoot de gedachte door me of ik hier ooit levend terug zal komen? De generaal gaf me vijf minuten. Tot nu toe heeft hij nog niemand ontvangen. Na twintig minuten praten wou ik ter zake komen. Ik vroeg hem of hij wist wie mijn bondgenoot was, een Bondgenoot die nog nooit door iemand overwonnen was. Hij vroeg me, wie deze bondgenoot was. Ik antwoordde: de Heer. Hij keek me aan, met tranen in zijn ogen. Jezus overwon weer. Alle 4.500 burgers kregen vrije aftocht.

Bron foto



maandag 29 september 2014

P. Imre Kozma OSJD - 1




Ter gelegenheid van zijn 50 jarige priesterjubileum wandelde P. Imre Kozma tijdens een pelgrimstocht langs alle plekken, waar hij in deze periode leefde, om vervolgens in zijn geboortedorp Tát zijn jubileummis te celebreren. Ter gelegenheid hiervan heeft hij een interview gegeven aan Ida Nagy van het Hongaarse weekblad Magyar Demokrata (28/XVII 10-07-2013). 

"U bent bekend vanwege uw activiteiten op het gebied van het organiseren van de hulp aan de Oost-Duitse vluchtelingen in 1989, het heroprichten van de Orde van Malta in Hongarije en het opnieuw in bezit nemen van de door de communisten geconfisqueerde ziekenhuizen van de Hospitaalbroeders van Sint Johannes de Deo (de orde had in 1948 vijf ziekenhuizen annex apotheek in Hongarije). Zou u ons iets over uw kinder- en jeugdjaren willen vertellen?"

Mijn leven is een aaneenschakeling van wonderen. Ik was 8 jaar oud toen ik besloten heb om priester te worden. De christelijke gemeenschappen in mijn geboortestreek worden door geniale en grootse mensen geleid, omdat het Aartsbisdom Esztergom hier de beste zielzorgers “verstopt” heeft voor het communistische regime. Deze kwamen of net uit de gevangenis of ze waren onderweg ernaartoe.  Ik was daar erg onder de indruk en ik was ervan overtuigd dat ik later vast ook in de gevangenis zal belanden.
[De partijsecretaris probeert hem overhalen om in plaats van het seminarie naar Moskou te gaan om geneeskunde te studeren. Maar hij zegt zonder aarzeling nee.
In 1964 sluit de Hongaarse regering een akkoord met het Vaticaan. Dankzij dit verdrag mochten priesterkandidaten weer in Rome gaan studeren. Het aartsbisdom besloot om hem naar Rome te sturen, maar de beslissingsbevoegdheid lag bij de Staatstoezicht voor de kerken en die weigerde toestemming te geven.]
“Maar ik ben erg blij dat ik niet naar Rome mocht, omdat ik later hoorde dat diegenen die wel toestemming kregen om naar Rome te gaan, stevig werden bewerkt, om voor de communisten “hand- en spandiensten” te verrichten in Rome.- vertelt hij.

“Dus werd het in plaats van Rome een mijnwerkersstad?”
“Hoewel ik van tevoren wist dat ik niet gekozen werd, belandde ik in Dorogbánya toch in een dip. De benaming van de plaats: “Rode Dorog” weerklonk steeds in mijn oren. Maar de ellende daar trof me diep. Op de eerste zondag woonden maar 57 mensen de vijf heilige Missen bij en er was welgeteld één kind opgegeven voor catechese. De rook drong overal door en de stof bedekte alles. Allen de huisjes van de mijnwerkers stonden keurig bij met hun tuintjes. De mensen, en wij ook, waren arm. Maar hun armoede raakte me. Ze brachten ons dichterbij Jezus, Die voor ons ook een arme mens werd. Het gaf ons moed dat het ons ook zou lukken deze mensen te bereiken. En zo gingen we aan het werk. Ik heb mijn toekomstdromen begraven en aan de Heer beloofd dat ik mijn hele leven aan de armen zou wijden. Uit radeloosheid heb ik maar besloten om op straat zichtbaar als priester te vertonen en niet wachten totdat de mensen mij gingen groeten: ik groette iedereen eerst. Na een tijdje bemerkte ik verbetering. Het klaslokaal waar de catecheselessen werden gegeven puilde uit van de kinderen, ondanks het feit dat de schooldirecteur ze met een stok uit de klas joeg. Het daaropvolgend jaar werden er 117 kinderen opgegeven voor de catecheselessen. De partijsecretaris merkte het ook op en hij nodigde me ook steeds vaker uit in zijn kantoor voor een praatje. Ik vroeg hem eens, waarom hij dat deed, en hij antwoordde me: “Omdat ik voor u niet bang hoef te zijn”. Na twee jaar werd ik overgeplaatst, maar ik ben nog terug geweest om de kerkelijke begrafenisplechtigheid van de partijsecretaris te leiden, zoals hij het wenste. Zo raakte ik in het vizier van de geheime politie. 

zondag 6 juli 2014

Károlyné Hetényi-Varga: Onder een schuilnaam voor Christus - 2




Komló



Hij kreeg eerst onderdak bij de jezuïetenorde in Pécs, later diende hij (onder een schuilnaam) als kapelaan in verschillende parochies. Na twee jaar kreeg hij problemen met de “Staatstoezicht op de kerken,” het communistische orgaan, die het beleid van de verschillende kerken op alle terreinen bepaalde en controleerde en mocht hij niet meer als diocesane priester werken. Eerst werkte hij als tuinman van het bisdomshuis, later als fabrieksarbeider. Het werd hem alleen toegestaan om aan een zijaltaar stille Missen te lezen, maar hij hielp waar hij kon bijvoorbeeld met het horen van de biecht. Toen bij het opheffen van de seminarie van het bisdom Pécs een docent naar een andere stad werd overgeplaatst, vroeg hij vader Imre om de leiding van zijn studentencatechesegroep over te nemen. Dit werk werd hem door de overheid als "samenzwering” aangerekend.
Later werkte hij samen met een andere geestelijke in de mijnwerkersstad Komló, bij het stadsbeheer. Hun dag zag als volgt uit: Om 4 uur in de ochtend lazen zij de Mis in Pécs, om 5 uur gingen ze met de bus naar hun werk dat om 6 uur begon.  Zij werden alom gewaardeerd voor hun nauwkeurig en precies arbeid. ’s Middags reisden ze terug naar Pécs, waar zij ’s avonds Mis lazen en catecheselessen gaven. 

Een studente geneeskunde kreeg van de geheime politie de opdracht om hem te schaduwen, maar ze heeft hem alles eerlijk verteld. Het kwam niet onverwachts, daar vader Imre merkte, dat hij in de gaten werd gehouden. Maar hij wilde beslist niet vluchten. Op 23 maart 1955 werd hij na 6 jaar illegaliteit gearresteerd. 9 maanden lang werd hij in een cel zonder ramen gehouden met een sterk elektrische licht dat dag en nacht brandde. Hij herinnert deze periode als de langste retraite van zijn leven.  Zo leerde hij bidden en mediteren. Zijn dagindeling bestond uit meditaties, misgebeden, 3 keer de Rozenkrans bidden, kruisweg… Hij had het gevoel dat de tijd omvloog. Alleen op die manier kon hij dit overleven. Hij benadrukt dat hij fysiek niet werd mishandeld, ze hebben hem met geen vinger aangeraakt. Hij putte kracht uit een kruisje dat iemand in de muur gekerfd had. Dit kruisje gaf hem het gevoel dat God hier in de gevangenis ook bij hem was. In december van dat jaar werd hij overgebracht naar de beruchte gevangenis van Boedapest (Fő utca). Op 26 juli werd hij tot 2 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens “samenzwering tegen de staat” en “het plegen van valsheid in geschrifte”. Aangezien hij al 16 maanden in voorarrest heeft doorgebracht, werd zijn zaak doorverwezen naar de rechter in hogere instantie en in afwachting van het oordeel werd hij onmiddellijk op vrije voet gesteld. Het hoger beroep zou op 23 oktober 1956 worden behandeld maar vanwege het uitbreken van de Hongaarse opstand kon het pas op 31 juli 1957 plaatsvinden. Op deze dag werd Imre Jancsó veroordeeld tot het alsnog uitzitten van de resterende gevangenisstraf van 8 maanden. Aangezien hij in de dorpen, waar hij kapelaan was, meer dan duizend kinderen moest voorbereiden op hun Eerste Communie, vroeg hij 3 maal uitstel hiervan, waarna hij op 6 mei 1958 alsnog naar de gevangenis moest om zijn straf uit te zitten. In de overvolle gevangenis sliepen zij op de grond op strozakken. Later werd hij overgebracht naar de gevangenis van de Kozma-straat waar de omstandigheden wat beter waren. De “gevaarlijkste elementen” – politiemannen, officieren en geestelijken – werden op één verdieping verzameld. Één keer heeft hij tijdens de koer ongeoorloofd opzij gekeken, hiervoor werd hij bestraft met 5 dagen eenzame opsluiting. Later werden de priesters afgezonderd om de andere gevangenen niet “te besmetten” met hun gevaarlijke ideeën. Hier konden ze rustiger bidden en ook de Mis soms - in het geheim - opdragen. Vanuit een derde gevangenis – waar de omstandigheden verreweg de beste waren – werd hij op 6 januari 1959 vrijgelaten. Hij vertelt: “Als ik aan deze tien jaren terugdenk (van 8 december 1948 tot 6 januari 1959) ben ik de Voorzienigheid dankbaar omdat tijdens deze jaren alle gebeurtenissen feilloos in elkaar pasten en alles op zijn plaats viel. Wat hierna volgde, waren jaren van dagelijkse zielzorg, zorgen, moeilijkheden en pesterijen. God zij dank voor alles!”.
Vader Imre Jancsó werd in 1978 titulair vicaris,  in 1992 honorair kanunnik. Hij overleed op 15 mei 2011. Hij was toen 92 jaar oud en 65 jaar priester.

Bronnen:  Katolikus Kalendárium 2014 


Website van de Familie Jancsó




maandag 19 mei 2014

Károlyné Hetényi-Varga: Onder een schuilnaam voor Christus

  
                                                (Vader Imre Jancsó rechtsonder)

We lezen vaak over hoe tijdens de donkerste jaren van het communisme de politieke politie kerkelijke personen arresteerde. Echter, is er maar één verhaal bekend dat een priester zijn arresteerders opsloot.
Imre Jancsó was op 29 november 1919 geboren te Tápiószele als oudste in een gezin van 6 kinderen. Op 16 juni 1946 werd hij in de kathedraal te Vác door Mgr. József Pétery tot priester gewijd. Eerst werd hij in zijn geboorteplaats, Tápiógyörgye, benoemd als kapelaan. Hier was een bloeiende parochie, met een Credo vereniging, meisjes- en jongenscongregatie en verschillende andere katholieke jeugdverenigingen, Rozenkransgroep etc. maar tevens ook een bloeiend sociaal leven rondom de parochie. In 1947 werden – onder de druk van de communisten, die door het voor hen gunstig veranderen van het kiesstelsel en door middel van valse stembiljetten de meeste stemmen heeft gehaald tijdens de verkiezingen in dat jaar – de eerste stappen gezet om de verplichte catecheselessen op scholen af te schaffen en i.p.v. de facultatieve catecheselessen in te voeren.  De wetsvoorstel hiervoor werd ingediend door een van de prominente leden van een rechtse partij, de minister van onderwijs, die in het geheim echter lid was van de communistische partij(Gyula Ortutay)
Kardinaal Mindszenty heeft tot protest opgeroepen. Ook vanuit Tápiógyörgye werden ontelbare protesttelegrammen naar het adres van de regering gestuurd. De communisten voerden een hevige propaganda, om de mensen te beïnvloeden. Op 25 maart na de litanie werd een bijeenkomst georganiseerd door hen vlakbij  de kerk. Hoofdspreker was een man in priesterkleding die zichzelf “vrij katholieke priester “ noemde en communistische propaganda bedreef. Vader Imre stapte op hem af en vroeg hem of het waar was of hij eigenlijk helemaal geen priester was. De oplichter werd ontmaskerd, de commotie was groot.
Vanwege deze en andere incidenten achtte zijn bisschop het verstandiger om hem over te  plaatsen naar een andere parochie, in een grotere stad. De parochie in Kecskemét was een veel grotere parochie, dus de overplaatsing betekende eigenlijk een promotie. Vanwege een preek moest hij zich melden bij de politie. Hij werd beschuldigd dat hij heeft opgeroepen om de nationaliseringen te boycotten.
Op 16 juli 1948 werden alle confessionele scholen genationaliseerd, maar de catecheselessen werden niet meteen verboden.  In oktober begon de stemmingmakerij tegen kardinaal Mindszenty, de communisten eisten zijn arrestatie. Van vader Imre (Emerich) werd het gerucht verspreid dat hij de plaatselijke “agent” van de kardinaal was. Op 6 december werd er een grote demonstratie georganiseerd tegen de kardinaal, maar op school heeft iemand in een klas op het bord geschreven: Lang leve kardinaal Mindszenty! Hiervoor werd vader Imre ter verantwoording geroepen, waarop hij droogjes antwoordde: “Er is tenslotte vrijheid van meningsuiting…”
Dit bleef niet zonder consequenties. Hij vertelt: Op 8 december 1948 (ik heb nooit verwacht dat dit mooie Mariafeest zo’n wending voor mij persoonlijk met zich meebracht). De andere godsdienstleraar en ik zaten aan de maaltijd toen er werd aangebeld. Ik deed de deur open. Twee mannen met leren jassen en bruine schoenen aan - het typische uniform van de geheime politie - stonden voor de deur. Ze kwamen binnen en zeiden dat ze me wilden arresteren en hebben me het arrestatiebevel overhandigd. Zonder een woord heb ik mijn jas gepakt, mijn brevier in mijn jaszak gestopt en ik zei dat we konden vertrekken.
Omdat ik de toog droeg, heeft de majoor me bevolen om burgerkleding aan te doen. Ik antwoordde hem dat ik in deze toog gewijd was en ze me maar zo mee moesten nemen. Na een kort overleg  verliet één van het huis, en de ander nam plaats op een stoel en wachtte. Het waren spannende momenten. Ondertussen probeerde ik met alle macht bedenken wat ik moest doen. De deurbel ging weer en toen is de belofte van Jezus in vervulling gegaan: “Want op dat uur zal jullie ingegeven worden wat je moet zeggen” Mt 10:19
Mij werd het niet alleen ingegeven wat ik moest zeggen, maar ook wat ik moest doen! Ik ging naar de voordeur. Toen kreeg ik een stoutmoedige idee, hoogstwaarschijnlijk ingegeven door de Geest: ik deed de deur open en deed tegelijkertijd de sleutel meteen in het slot aan de buitenkant. De politieman, die ik binnenliet, merkte er niets van. Hij kwam binnen en ik glipte achter zijn rug snel naar buiten en deed de deur van buiten op slot. Zo werd het mij gegeven dat ik twee boeven mocht vangen in mijn eigen huis.”
Terwijl in het huis men naarstig op zoek was naar een tweede sleutel, was de priester al ver weg. Van een bevriend familie kreeg hij burgerkleding en in de nacht is hij naar het westelijke deel van Hongarije gevlucht.

Bron tekst en foto: Katolikus Kalendárium 2014





zondag 30 maart 2014

József Broz (1920-2011)




Er zijn ook velen die door beproevingen, lijden en jaren van trouw arbeid hun leven geven voor Christus.


József Broz was in 1920 geboren in Felsőgalla (Hongarije). Hij was 5 jaar toen zijn vader, bakker van beroep, overleden was. Zijn moeder moest de kinderen onder zeer moeilijke omstandigheden grootbrengen. In Hongarije, die na de Eerste Wereldoorlog  2/3e van haar grondgebied kwijtgeraakt was, stroomde vol met Hongaarse vluchtelingen uit de buurlanden, waardoor de werkloosheid en armoede enorm was gestegen. De studies van de twee jongens bij o.m. de Benedictijnen van Győr werden door de zusters van de Societas Sororum Socialium, (in het Engels: Sisters of Social Service) gesponsord.
De oudste zoon, József werd priester. In 1939 werd op zijn doopbewijs de aantekening gemaakt dat zijn achternaam voortaan niet meer Broz, maar Búzás was. Zijn theologie-opleiding heeft hij in de Pázmáneum te Wenen gevolgd. Hier werd hij ook in 1943 tot priester gewijd.  De doctoraat in de theologie heeft hij ook in Wenen behaald,  op 27 jarige leeftijd.

Na zijn priesterwijding in 1943 is hij teruggekeerd naar Hongarije. Eerst diende hij als kapelaan in verschillende parochies, later werd hij studieprefect in Sopron (West-Hongarije).  Hij was populair bij de studenten, ook vanwege zijn gevoel voor humor.
De verdediging van de waarheid stond bij hem altijd hoog in de vaandel. Tijdens de oorlog konden hij en andere seminaristen in Wenen voorkomen, dat de Duitsers  een groep vrouwelijke religieuzen zouden wegvoeren.  Hierom werd hij gearresteerd door de Gestapo.
Tijdens de oorlog heeft hij en zijn moeder de gedeporteerden in de getto in Boedapest bezocht en ze hebben hun voedsel  gebracht. Toen hij kapelaan was in Mosonszolnok, hielp hij ook enkelen ontsnappen, die daar dwangarbeid moesten verrichten.  
Na de oorlog nam hij het ook op voor de etnisch Duitsers in Hongarije, die met deportatie werden bedreigd.
In Győr werd hij advocaat bij de kerkelijke rechtbank en later diocesane archivaris, daarna officiaal van de rechtbank en ook docent theologie.
Na het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956 werd József Broz ook gearresteerd. Zijn misdaad bestond uit het feit dat hij tijdens de revolutie als tolk naar Wenen was meegereisd om een medicijntransport naar Hongarije te begeleiden. Hij werd ook afgerekend op zijn afkomst: zijn meer dan 30 jaar geleden overleden vader was een verre neef van de Yugoslavische leider, Josip Broz Tito, die door de communisten alleen als „kettinghond” werd betiteld.  De familie heeft  Josip Broz Tito nooit ontmoet.
In de gevangenis werd hij vaak gemarteld, zijn nieren, maar vooral zijn voeten werden vaak met gummiknuppels geslagen. Vanwege de zware verwondingen raakten zijn benen later gedeformeerd en zijn ruggenwervel is erg krom getrokken, wat het lopen erg bemoeilijkte.  Dit alles ging met veel pijn gepaard.
Na zijn vrijlating uit het interneringskamp, waar hij een half jaar heeft doorgebracht, mocht hij - onder druk van de Bureau van Staatstoezicht op de kerken - niet meer als docent theologie werken. Hij werd verplaatst naar verschillende kleine dorpsparochies.   De mensen waren daar vanwege de deportaties van de etnisch Duitse bevolking erg wantrouwig, maar de talenkennis, hartelijkheid, behulpzaamheid en het gevoel voor humor van vader Búzás hebben de spanning spoedig doen afnemen.
Hij werd constant in de gaten gehouden door de politie voor staatsveiligheid. Dit in de gaten houden werd pas in 1988 opgeheven, met als motivering dat „hij vanwege zijn ziekte en hoge leeftijd  geen gevaar meer vormt voor de maatschappij.”
Naast zijn pastoraal werk heeft hij o.m. de autobiografie van kardinaal König vertaald en hield zich bezig met de geschiedenis van zijn parochies. In verband met dit werk werd hij ook een keer bezocht door de voormalige Oostenrijkse kanselier Bruno Kreisky. 

In 1989 is hij met  emeritaat gegaan, maar ondanks zijn slechte gezondheid heeft hij nog de bibliotheek van het Diocesane Museum in Győr gecatalogiseerd. Dit werk heeft hij in 1996 afgerond.

Er restte nog 15 jaar lijden van zijn leven: tijdens deze periode bleef hij schrijven en vertalen, en hij ontving opgewekt en blij zijn bezoekers. De laatste 5 jaar moest hij in bed doorbrengen, maar zijn gevoel voor humor heeft hij altijd behouden. Op 3 oktober  2011 is hij naar het Vaderhuis opgegaan, na iedereen te hebben vergeven, die hem vervolgd hadden.

Bron: Keresztény Élet (Mária Kolbai: A végsőkig hűségesen) en Uj Ember

vrijdag 21 februari 2014

Met de katholieke leer onverenigbare therapieën

Hieronder een vertaling van een opsomming van de therapieën door dr. Péter Gál, welke onverenigbaar zijn met de katholieke leer.






De verschillende “westerse” yoga-scholen
Verschillende meditatietechnieken
Transcendente meditatie
Brahma Kumaris Raja Yoga;
Tantra-yoga en tantra-meditatie;
Dianetics, van de Church of Scientology
Srí Chinmoy;
Silva mindcontrol;
Alpha - Theta - training
“Hersentrainer” techieken
Bewustzijntechnologie;
Bhagwan Rajneesh en de dinamische meditatie;
Darnel Training;
Däniken en de ufologie;
Eckankar;
Edgar Cayce;
„Ene Wereld Familie";
Weekend “workshops”  voor bewustzijn verbreding (expansion of consciousness) om lichamelijke en psychische genezing te bereiken
emotietherapie – (nieuwe emotionaliteit)
inzicht-overzicht-uitzicht therapie
Gestalt therapie
Regressietherapie: het opnieuw “beleven” van  de kinderjaren, geboorte, en de tijd vóór de geboorte
lichaamstherapie
bioenergetiek
biodynamiek
ademtherapie
Hatha Yoga;
Tai Chi;
danstherapie
biofeedback; 
psychochirurgie
psychotroniek
Phi water
psychomassage
rebalancing;
polarity;
Soma-therapie
Encounter;
sensitivity;
Erhard Seminar Training (EST);
quadrinity;
,,Rebirthing''
aura en iris onderzoek
spirituele genezing en extrasensen
reiki en mahikari;
spirituele kracht van A. Everett
Joseph Murphy en het onderbewustzijn
macrobiotiek
Feldenkreis-methode

zelfhypnose
medisch astrologie
enneagram,  zie ook:
   

http://www.skepsis.nl/enneagram.html

ruimte- en tijdreis
M.A.G.U.S. MAGUS fantasy rollenspelen en boekjes
positief denken met behulp van zelfsuggestie video’s, en subliminaal video’s
“Evolutiervaringen”
Okkultisme
1. PSI  krachten (parapsychologische krachten)
a) telepathie
b) Clair-voyance,
c) precognitie
d) Psychokinese: het doen bewegen van objecten of personen op afstand door wilskracht uit te oefenen
e) levitatie



2. Magie:
a) pendel en wichelroede gebruik


b) het aanwenden van telekinetische krachten om iemand vanaf een afstand te beïnvloeden, tovenarij

c) lichamelijke energieën en krachten (chakra;’s, kundalini)
d) anorganische energieën, aardstraling, krachtpunten, straling van stenen en kristallen, het gebruik van amuletten, talismans, (Pyramid power) piramide-mystiek
3. Waarzeggerij
a) astrologie
b) tarot lezen
c) handlezen
d) pendelen
e) I Ging,
f)  “Akasha kroniek”
g) aura lezen
4. Spiritisme (het in contact treden met geesten)
a) met behulp van een medium (Chanelling)


b) tafeldans door middel van stembandautomatisme
c) in contact treden met overleden familieleden, vrienden
d) contact met “spirituele meesters” welke ook “astrale meesters” worden genoemd
e) contact met aardgeesten (kobolden etc.)
f) contact met kwade geesten en demonen (” zwarte magie”, satanisme)
g) reïncarnatie ervaringen
,,astraal reizen” (Out-of-Body Experiences), ervaringen van “tijd-en-ruimte reizen”
h)  contact met UFO’s, archoastronautiek, geloof in Atlantis


Deelname aan voordrachten van bijv. Uri Geller of andere parafenomenen
oosterse vechttechnieken waarbij ook meditatietechnieken aan de pas komen
op vuur lopen
nieuwe sjamanisme: (Rolling Thunder, Castaneda);
nieuwe hekserij
getallenmistiek (Cheiro)
psychedelische drugs  (LSD, mescaline, ketamine  DMT, MDA, etc.);
meditatieve muziek, cd’s
,,Ananda Music'', Ezoterische muziek




Het artikel van Dr. Péter Gál