P. Imre József Szigeti
was op 9 augustus 1907 in Boedapest geboren. Zijn gymnasiumopleiding heeft hij bij
de orde van de Piaristen gevolgd. In 1926 is hij toegetreden tot de Dominicanenorde.
Hij heeft in Graz theologie gestudeerd en in 1929 zijn eeuwige geloften
afgelegd. In 1931 werd hij tot priester gewijd. Hierna heeft hij in Frankrijk zijn
doctoraat theologie behaald. Vanaf 1933 is hij novicemeester in Szombathely,
vanaf 1936 docent filosofie en apologetiek op de hogeschool van de Dominicanenorde
in Boedapest. In 1950 werd hij, zoals alle leden van de religieuze orden in Hongarije,
geïnterneerd.
Na de ontbinding
van de religieuze orden door de communisten huurde hij een kamer in Boedapest
en begin 1951 sloot hij zich bij de ondergrondse beweging Christelijke Front aan
als theoloog van de beweging. In juli 1956 werd hij gearresteerd. In 1963 kreeg
hij amnestie. Op 6 juli 1965 werd hij opnieuw gearresteerd en hij moest de straf, waarvoor hij eerder amnestie kreeg alsnog in de gevangenis doorbrengen.
Hij werd tot 10 jaar gevangenisstraf, zonder mogelijkheid tot
strafvermindering, veroordeeld. Op 9 juli 1975 kwam hij definitief vrij. Hij heeft in totaal
16 jaar in verschillende gevangenissen doorgebracht, hij kreeg de derde langste
gevangenisstraf van alle Hongaarse geestelijken. Hij overleed op 22 juli 2001, op
94 jarige leeftijd.
Ik was nog jong toen ik op
een bijeenkomst van de derde orde van de Dominicanen uitgenodigd werd, en ik bleef daar voorgoed – herinnert mevrouw Pálné Dohány zich de
50er jaren. - In die tijd was iedereen
vervuld van angst. We waren de wanhoop nabij, wij wisten niet wat de toekomst ons
bracht. In deze uitzichtloze situatie sprak pater József zo overtuigend over de
christelijke hoop dat het ons diep van binnen omgevormd had. Hij wees op onze
zending als christenen. Dit had ook zijn uitwerking op de manier waarop wij
onze kinderen opvoedden. Hij legde ons uit hoe wij alles in dienst van het Eeuwig
Leven kunnen stellen. Deze moeilijke tijden zijn een geschenk van God en dit
geschenk dient als een grote eer beschouwd te worden. Onze standvastigheid is
de vuurproef van ons geloof, hierdoor kan Hij zijn almacht en de kracht van
zijn kerk aantonen. Dit lijden is van onschatbare waarde voor ons!
De twintig leden
van de Derde Orde betrachtten strikte geheimhouding. Zij kwamen om de beurt op
een ander adres bijeen, maar zij hebben het adres niet onthouden.
Toen pater József in 1956 uit de gevangenis
vrijkwam, smeekten wij hem om naar het buitenland te vluchten. Daar zou hij met
open armen worden ontvangen. Hij was er van bewust dat hij weer terug moest
naar de gevangenis, toch vluchtte hij niet. Als het land en de kerk lijden, kan
ik niet weggaan. Men heeft me in de gevangenis nodig, al deze mensen aan de
kant van de weg. Ik ben lid van een apostolische orde, en het gebied van onze
apostolaat is nu de gevangenis. – zei hij altijd.
Pater Szigeti was
door de communistische autoriteiten als buitengewoon gevaarlijk beschouwd. Hij
werd afgeluisterd, er vonden meerdere keren huiszoekingen bij hem thuis plaats,
zijn buitenlandse theologische werken werden geconfisqueerd. Hij werd in
verschillende gevangenissen gevangen gehouden, in de gevangenis Kőbánya werd
hij in het schoenmaker werkplaats te werk gesteld, en in de dozenmakerij. In de
gevangenis van Márianosztra moest hij in de tapijtenwerkplaats werken.
De
gevangenisdirecteuren zaten met de handen in hun haar: zij wisten niet, in
welke cel dergelijke “figuren” als pater József moesten plaatsen? Als zij de
geestelijken bij elkaar plaatsten, hielden zij retraites voor elkaar, als zij
ze bij de “gewone” criminelen plaatsten, merkten zij dat de geestelijken deze
op een positieve manier beïnvloedden.
In het geheim
vierden ze de heilige Mis. Af en toe lukte het om van een medegevangene de
biecht af te nemen, en aan deze de heilige Communie uit te reiken. In de gevangenis
mochten de ter dood veroordeelde gewone criminelen voor hun terechtstelling
niet biechten. Toen pater Szigeti de reden hiervoor vroeg, antwoordde de
atheïstische politieman verontwaardigd, “Geen denken aan, dan komen zij nog in
de hemel!”
Buiten de pater
hebben ook nog andere leden van het Christelijk Front gevangenisstraffen
gekregen. Na de ontbinding van de religieuze orden mocht pater József Szigeti
zijn priestertaken in het openbaar niet uitoefenen. Hij las de Heilige Mis
achter gesloten deuren in de kerk van de Congregatio Iesu in Boedapest.
Wij hebben zijn Missen bijgewoond. Het was
wonderlijk om met hem te praten, hij was erg goed op de hoogte van alles. Als
hij even uit de gevangenis was, regelde hij altijd een ontmoeting met ons. Het
instorten van het Oostblok maakte de herstart van de religieuze orden weer
mogelijk. De toen 82 jarige pater József heeft ons weer onder zijn vleugels
genomen, hoewel ons groep al aardig geslonken was. Onze groep ontmoette elkaar
maandelijks tot aan zijn dood in 2001. Wij bewaren zijn spiritualiteit en zijn
Onze Lieve Heer dankbaar voor zijn trouw tot aan de dood.
Bron: Károlyné
Hetényi Varga: Religieuzen in de schaduw van het hakenkruis en de rode ster.