maandag 21 september 2009

Katholieke martelaren van de 20e eeuw-2



De volgende samenvatting van het leven van István Sándor is uit het boek:

P. Gyula Zsédely SDB: Martelaar István Sándor SDB, Uitgeverij Don Bosco Budapest, 2002

István Sándor, SDB. Geboren op 26 november 1914 te Rákospalota in Hongarije. Salesianer broeder. Zijn middelbare MTS opleiding heeft hij in 1936 afgerond. Na zijn middelbare school werkte hij als draaier. In 1936 gaat hij naar Budapest, om een opleiding te volgen in de drukkerij van de Salesianen in Rákospalota. Vanaf 1936 geeft hij leiding aan een groep misdienaars. Op 25 jarige leeftijd, in 1939 vraagt hij om toelating tot de Salesianer orde. Zijn eerste plechtige gelofte legt hij op 8 september 1940 af, zijn eeuwige geloftes op 24 juli 1946. In het Clarisseum, een Salesianer jongerencentrum, was hij jeugdleider. In 1948 werden alle niet communistiche verenigingen verboden door de communistisch partij. Op enkele uitzonderingen na werden ook bijna alle kloosterorden in 1950 ontbonden door de staat.
"September 1950. Het einde van een beloftevolle geschiedenis. Met één decreet van Rákosi wordt de werking van de religieuze congregaties buiten de wet gesteld en de goederen en eigendommen genationaliseerd. 203 salesianen (waarvan 108 priesters, 71 seminaristen en 17 broeders (coadiuteurs) komen zo op straat te staan. Een dramatische repressie vangt aan. Enkele medebroeders komen terecht in één van de verafgelegen en straatarme dorpen in de wijde Hongaarse pusztas. Velen vluchten echter het land uit, anderen vinden werk in fabrieken en op boerderijen, enkele worden ‘koster’ in een parochie om in het onderhoud te voorzien. 4 medebroeders worden gevangen gezet, gemarteld en tenslotte vermoord door het regime, omdat ze ondanks alles voor en met de jongeren zijn blijven werken." (1)
Ook de gebrouwen en inrichting van het Clarisseum worden onteigend door de staat. Hierna werkt hij in de Persil-fabriek in Budapest. In de fabriek geeft hij ook aan jongeren in het geheim catechese. Om zijn populariteit onder jongeren krijgt hiervoor nog de onderscheiding “Volksopvoeder” van de communistische partij.
Hij blijft ook catechese geven aan leden van zijn voormalige jeugdgroep. Onder de leden van zijn groep zijn ook jongeren uit weeshuizen, die door de Communistische partij betrouwbaar genoeg zijn geacht om lid te worden van de nieuwe communistische politieke politie. Sommigen van hen worden uitgekozen als lijfwacht van de partijelite. Deze weesjongeren komen grotendeels uit voormalige weeshuizen van de salesianen, piaristen en jezuïeten, die de groepsbijeenkomsten blijven bezoeken. De leden van de groep en de jonge salesianen moeten onderduiken. István Sándor had de gelegenheid om naar het buitenland te vluchten, maarhij blijft in Hongarije om bewust zijn leven te offeren voor de Hongaarse jeugd. Hij wilde naar het voorbeeld van Don Bosco op de plaats blijven waar Christus hem het meest nodig had.
Hun onderduikadres wordt echter verraden en hij wordt gearresteerd samen met enkele lijfwachten, andere leden van de catechesegroep en andere salesianen, onder meer een jonge seminarist –Tibor Dániel – die ook catechese gaf aan de jongeren. In het beruchte hoofdkwartier van de AVH, in de Andrássy straat 60 in Budapest worden ze gemarteld om een valse bekentenis af te dwingen. Seminarist Tibor Dániel overlijdt tijdens het verhoor als gevolg van de martelingen.
Het officiele aanklacht luidde: antidemocratische samenzwering en verraad. Ondanks de martelingen hielden de jongeren stand en bekenden geen schuld. Zo kwam het jaar 1953, het jaar van Stalin’s dood. Vanuit het Kremlin krijgt de politieke politie in alle satellietstaten de opdracht, om alle schijnprocessen snel af te ronden, op dat niemand zijn/haar bestraffing zou ontkomen. Op 13 maart 1953 (8 dagen na de dood van Stalin) worden e doodvonnissen uitgesproken. Alle in eerste aanleg ter dood veroordeelden moesten een document ondertekenen, waarin stond, dat zij erin toestemden, dat hun zaak in graad van hoger beroep binnen 8 dagen voor zou komen. Zij deelden de echte reden van deze grote haast echter niet mee, integendeel: zij hielden de veroordeelden voor, dat zij op die manier voor strafverlichting in aanmerking zouden komen. De veroordeelden stemden hierin toe en vroegen zelfs om de utvoering van het vonnis. Op 23 mei 1953 heeft de Militaire rechtbank van Budapest Salesianer broeder István Sándor, sergeants Albert Zana, László Ari en Ferenc Farkas ter dood veroordeelt. (Ari kreeg later gratie). De andere drie doodvonnissen werden op 6 juni 1953, om 21 uur ’s avonds uitgevoerd. De laatste woorden van István Sándor waren:: “Jullie kunnen met mij doen wat jullie willen, maar Christus zal zegevieren, en jullie zullen ten onder gaan…”
"Voor 40 jaar lang mochten we niet praten over het martelaarsleven van onze jonge ordebroeder, maar zijn voorbeeld gaf ons veel kracht."- schrijft Gyula Zsédely SDB in zijn boek.-" Wij weten niet, waar István begraven is (2), maar hij leeft onder ons en zijn voorbeeld is een aansporing voor ons om ook ten koste van opofferingen de jeugd voor ondoordachte, oppervlakkige en zelfdestructieve ideologieën te behoeden en ze terug te voeren naar Jezus Christus, de zuivere bron.”
Zijn zaligverklaringproces is op 24 mei 2006 begonnen.

1-http://www.dekenaat-evergem.be/downloaddocu.aspx?id=436
2-Waarschijnlijk op het gevangenenbegraafplaats te Vác