dinsdag 11 oktober 2011

Zeven Franciscaanse martelaren - P.Bernát Károlyi


Pater Bernát Károlyi is ook in gevangenschap gestorven. Hij was tussen 1929 en 1938 de eerste prior van de Franciscaanse missie in China. Vanaf 1936 is hij waarnemend hoofd van de apostolische delegaat (van de Heilige Stoel) rondom Peking. In de missie droeg hij zorg voor de vele zieken om wie zich niemand zich bekommerde, en heeft hij een weeshuis gesticht voor meisjes die verstoten waren door hun families. Hij heeft scholen en ook een gezondheidscentrum gesticht, heeft de Orde van de Dochters van Liefde van Szatmár naar China gebracht en heeft de zielzorg in de omgeving georganiseerd. In 1938 is hij teruggekeerd naar Hongarije waar hij de fondswerving voor de missie organiseerde en een krant heeft uitgegeven. Tijdens de jodenvervolging leende hij Franciscaanse pijen uit aan de vervolgden en gaf ze onderdak in het klooster van Kecskemét. Hij heeft de mensen in de getto vaak bezocht. Met het naderen van de front vluchtten alle gemeenteambtenaren van de stad Kecskemét. Hij bleef in de stad, gaf leiding aan het ziekenhuis, heeft de aan hun lot overgelaten zieken opgehaald en naar het ziekenhuis gebracht en heeft een gaarkeuken geopend voor de vele vluchtelingen uit Zuid-Hongarije. In 1945 heeft hij geprotesteerd tegen de onmenselijke handelswijze van de communistische politie waarmee de gevangenen werden vernederden. Hiervoor werd hij in juli 1945 gearresteerd. Hij werd met antisemitisme en oproeing beschuldigd en na een aanvankelijke vrijlating op 26 november 1949 definitief gearresteerd. Op 18 november 1950 werd hij beschuldig van samenzwering tegen de staat en zonder enige vorm van bewijsvoering veroordeeld. Volgens herinneringen van medegevangenen bewaarde hij zijn zachtmoedigheid en goedheid ook ondanks de onmenselijke martelingen die hij in de gevangenis moest ondergaan. Ook daar bleef hij biecht horen en de gevangenen bemoedigen.
700 katholieke gelovigen hebben het begin van zaligverklaringsproces met hun handtekening ondersteund. Bij de herdenking van de Holocaust heeft de Hongaarse rabbijnenconferentie ter ere van zijn mensenreddingsactiviteiten tijdens de Holocaust een herdenkingsboom geplant in de tuin bij de Rooms-katholieke kerk in de stad Kecskemét. Velen uit de kennissenkring van pater Bernát zijn naar het Westen gevlucht voor de communistische vervolgingen, maar hij bleef op zijn plaats ondanks zijn ziekte, de vervolgingen en arrestatie bewust aanwaardend.

Magyar Kurir

maandag 29 augustus 2011

Zeven Franciscaanse martelaren - Rafael Kriszten O.F.M.



De tirannie, die tot de opheffing van de kloosterorden in Hongarije leidde, bereikte zijn hoogtepunt op 19 juni 1950 in de stad Hatvan (een stad 60 km ten noordoosten van Budapest), waar gelovigen, een menselijke keten hebben gevormd, om de Franciscanen te beschermen voor deportatie. Op 20 juni werd deze gebeurtenis herdacht in de kerk van Uj-Hatvan.

Toen de inwoners van de stad te weten kwamen, dat de communistische Staatsveiligheidspolitie (de AVH) het klooster bezet had, herinnerden velen zich, dat er in 1946 drie paters gearresteerd en meegenomen werden door de communisten. Onder de gelovigen van de parochie (die grotendeels uit spoorwegambtenaren bestond), verspreidde het nieuws als een lopend vuur: “De paters worden opnieuw meegenomen”. De Franciscanenklooster werd door een steeds groter wordende menigte omringd. Zij eisten het vertrek van de politie uit het klooster. Waarop de AVH om versterking uit Budapest vroeg en ondertussen sloegen zij de paters met gummiknuppels in elkaar.
300 van de personen, die meededen aan de demonstratie werden naar werkkampen gestuurd. 38 gezinnen werden uit hun huizen gezet en voor 4 jaar naar een interneringskamp gestuurd in het oosten van Hongarije.

Vier Franciscaanse paters, onder wie prior Rafael Kriszten, werden op de volgende dag naar de beruchte hoofdkwartier van de geheime politie in Budapest (Andrássy straat 60) weggevoerd. Tijdens de 9 maanden durende voorarrest aldaar werden zij aan de meest gruwelijke lichamelijke en psychologische martelingen onderworpen.
De klucht, dat voor een rechtzaak moest doorgaan, werd op 31 januari 1951 opgevoerd. De prior werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, de anderen tot 5-10 jaar. Pater Rafael Kriszten stierf als martelaar als gevolg van de mishandelingen in de gevangenis op 53 jarige leeftijd in 1952.
De zaligverklaring van pater Rafael Kriszten is in volle gang.

© Magyar Kurir


Magyar Kurir

zaterdag 25 juni 2011

Zeven Franciscaanse martelaren - Pelbárt Lukács




Na de oorlog hebben de communistische machthebbers de aanval geopend op bijna de gehele staf van de Spoorwegen in de stad Hatvan, die in aparte woonwijk woonden en voor wiens zielzorg de Franciscanen in Hatvan verantwoordelijk waren.
In het kader van deze geconcentreerde aanval werden tussen 1945-1950 bijna alle leden van de Franciscanenklooster van Hatvan door middel van gevangenisstraffen of andere dictatoriele methoden uit de stad verbannen. Éen van hen was pater Lukács Pelbárt (1916–1948), die in mei 1946 werd gearresteerd. Zijn dossier werd gekoppeld aan de zaak van p. Szaléz Kiss, en zo is het de communisten gelukt om een regionale zaak te creeëren. Volgens de aanklacht fungeerde hij als verbinding tussen de steden Hatvan en Gyöngyös in de anti-sovjet samenzwering, en hij was ook op de hoogte van de voorbereidingen van de wraakactie op de Sovjetsoldaten (die buitensporige wreedheden tegen de burgerbevolking begingen) Gerechteljk onderzoek wees uit dat het proces-verbaal over zijn verhoor door de communistische autoriteiten werd samengesteld en dat het vol met tegenstrijdigheden zat. De Hongaarse politie heeft het dossier van pater Pelbárt ook aan de Soviet militaire politie doorgespeeld, die zijn zaak ook op dezelfde onrechtmatige manier had behandeld, als de zaak van pater Szaléz Kiss. P. Lukács werd tot 10 jaar dwangarbeid in Siberië veroordeeld. Volgens de ooggetuigen, die met hem samen in het kamp zaten, is hij ingevolge van uitblijven van adequate medische zorg (hij leed aan een maagziekte) onder onmenselijk lijden gestorven op 18 april 1948 in het concentratiekamp. De Franciscaanse orde vereert hem als martelaar.

Magyar Kurír

woensdag 11 mei 2011

Mogelijke zaligverklaring voor zeven Franciscaanse martelaren - 2


Slachtoffers onder het communistisch regime - Pater Szaléz Kiss

Onder meer vanwege hun heldhaftige steun aan de burgerbevolking tijdens de oorlog, waren leden van de Franciscaanse orde enorm populair onder de bevolking. Bij het streven naar alleenheerschappij door de communistische partij was de katholieke Kerk de grootste hinderpaal.
De meest doeltreffende manier om ze te elimineren was door het creëren van schijnprocessen. Dit was het geval ook in Gyöngyös (een stadje ten noordoosten van Budapest), waar pater Szaléz Kiss (1904-1946) clericus magister was. In 1945 heeft hij onder de plaatselijke jeugd de Democratische Christelijke Jeugdbeweging opgericht. Deze onafhankelijke jeugdorganisatie werd door de communisten beschouwd als concurrent, en daarom werd pater Szaléz op 28 oktober 1946 gearresteerd. Men heeft hem van deelname aan het vermoorden van Sovjet soldaten en aan het organiseren van een gewapende samenzwering beschuldigd. Volgens de notulen van de rechtzitting zou pater Szaléz de jongeren van tevoren hebben beloofd dat hij ze de absolutie zou geven voor de te begane moorden en hij zou ook de biechtgeheim hebben prijsgegeven. Latere juridisch onderzoek heeft uitgewezen dat de bekentenissen niet van pater Szaléz afkomstig waren. Meerdere van de jongeren, die samen met hem werden gearresteerd, hebben de gevangenschap overleefd. Volgens hun getuigenissen heeft hun pastoor het biechtgeheim nooit prijs gegeven ondanks het feit, dat hij tijdens de verhoren onherkenbaar werd geslagen. Bij de confrontatie tijdens het verhoor heeft de pater verklaard dat hij de processtukken alleen onder dwang en ten gevolge van de martelingen had ondertekend en niets van waar was. De rechtbank werd door Soviet officieren geleid, de beklaagden werd o.m. geen bekwame tolk tijdens het proces ter beschikking gesteld. Hij werd op grond van het vonnis van de sovjet militaire rechtbank van 10 december 1946 in de gevangenis van Sopronkőhida geëxecuteerd. Sinds zijn dood is hij door zijn ordebroeders als slachtoffer van het biechtgeheim vereerd. Het onwettige karakter van het proces en het bij het proces betrekken van de kwestie van het biechtgeheim door de communistische machthebbers bewijzen de bewuste vijandelijkheid tegenover geloof en Kerk. Het bewust aanvaarden van zijn lijden getuigt van het offer van pater Szaléz om het katholiek geloof te verdedigen.

Magyar Kurir

zondag 20 februari 2011

Mogelijke zaligverklaringsproces voor zeven Hongaarse Franciscaanse martelaren



Mogelijke zaligverklaringsproces voor zeven Hongaarse Franciscaanse martelaren

Zeven Franciscaanse martelaren - Krizosztom Körösztös, Kristof Kovács, Zeno Hajnal, Szaléz Kiss, Lukács Pelbárt, Kriszten Rafael, Bernát Karolyi - hebben tussen 1944 en 1954 met hun levensoffer getuigd van hun geloof en naastenliefde. Zij hebben hun leven gegeven voor Christus, redden de vervolgden, kwamen op voor de Kerk, en stonden de berooiden bij. Hun herinnering en verering is levend onder hun ordebroeders en de gelovigen. De Hongaarse bisschoppenconferentie heeft begin december 2010 een besluit genomen, waarin ze de zaligverklaring van de zeven Franciscaanse martelaren steunt.
Hun martelaarsdood valt in een periode van 10 jaar, toen een mensenleven van geen enkele waarde was voor de reguliere en partizaneneenheden, die Hongarije in die tijd veroverd hadden en ook niet voor het regime, die met de steun van deze bezetters in de zadel kwam. Het communistische regime heeft zich toen nog niet gerealiseerd, dat het bloed der martelaren het zaad van de Kerk was.



De martelaren van de zuidelijke gebieden (Novi Sad)

Nadat de zuidelijke gebieden in 1942 aan Hongarije terug werden gegeven, heeft de leiding van de Franciscaanse Kerkprovincie van Johannes Capistrano bijna onmiddellijk op het verzoek ingegaan, om een nieuw klooster te stichten in Novi Sad. De bewoners van de kloosters werden al in de herfst van 1944 met het geweld van de oprukkende Servische partizanen geconfronteerd.

De prior van het klooster van Novi Sad was Krizosztom Körösztös (1900-1944), die goed bekend was bij de Hongaarse katholieke geloofsgemeenschap in de Verenigde Staten. Vanwege het gevaar werd hem overplaatsing naar een ander deel van Hongarije aangeboden maar hij bleef tot het laatste moment zeggen: “Zolang de gelovigen naar de kerk blijven komen, kan een pastoor zijn kudde niet in de steek laten.”
De Servische troepen bereikten op 23 oktober 1944 (feestdag van de heilige Johannes Capistrano) de stad Novi Sad bereikt. Nadat zij de stad hadden ingenomen, hebben zij de mannelijke bevolking bij elkaar gedreven, maar ze wilden pater Krizosztom niettemin vrij aftocht verlenen. Hij wou alleen weggaan onder de voorwaarde, dat alle ordegenoten van hem ook vrij werden gelaten. Dit verzoek werd niet ingewilligd. De gevangenen werden in barakken ondergebracht, waar hij de gelovigen dagenlang de biecht afnam en de gelovigen troostte. Op 27 oktober werd pater Krizosztom samen met meerdere andere mannen naar een andere barak gebracht, om ze de volgende dag zogenaamd vrijgelaten te worden. De volgende dag werden de gevangenen per drie aan elkaar gebonden en geboden om te rennen terwijl zij met gewerenkolven werden geslagen. Pater Krizosztom werd ook doodgeslagen.

De andere martelaar van het klooster in Novi Sad was Kristóf Kovács (1914-1944). Hij vroeg in 1944 zijn provinciaal om naar Novi Sad te mogen gaan om het martelaarschap voor Christus te mogen ondergaan. Hij werd op 26 oktober 1944 gearresteerd. Volgens de getuigen praatte hij zo veel mogelijk met zijn medegevangenen, iedereen achtte hem hoog voor zijn medemenselijkheid. Op 1 november moest hij op transport samen met zijn ordebroeder, Mihály Kamarás en andere gevangenen. Overdag marcheerden zij en ’s nachts hebben zij de biecht afgenomen, omdat de gevangenen, die in levensgevaar waren, zich na tientallen jaren hun leven met Christus wilden verzoenen. Op 2 november begon hun leijdensweg. De paters werden met bijzonder sadisme behandeld. Hun pastorale aanwezigheid onder de gelovigen werd als dienstbetoon aan de fascisten opgevat. De paters Kristóf en Mihály moesten rennen met zware wapens en Kristof werd met ijzeren staven en gewerenkolven geslagen. Zijn voorhoofd scheurde open door de slagen en hij kon niet verder. Zijn laatste woorden waren: Sic debuit esse. (Dit moet allemaal gebeuren.) De soldaten hebben hem in een vrachtwagen gegooid en bij het dorp Indijja doodgeschoten.

Martelaarschap aan het Sovjet-front

In WO II kwam de Hongaarse stad Nagyatád in de bufferzone terecht tijdens gevechten tussen de nationaalsocialisten en de Sovjet troepen. Met het naderen van het front riepen de militairen de bevolking op om het dorp te verlaten. Zénó Hajnal, prior van het Franciscaanse klooster nam de leiding om de inwoners in veiligheid te brengen. Zij liepen richting het dorp Gyékényes, waar Bulgaarse en Duitse troepen met elkaar in gevecht waren. Op Paaszondag veroverden de Bulgaarse militairen het dorp. Bij de Rooms-katholieke parochie aangekomen, hebben zij de plebaan, Pál Martinovics en ook de franciscaan, die bij hem onderdak had gevonden, bevel gegeven om naar buiten te komen. Een Bulgaarse officier op paard, heeft ze naar voren groepen en doodgeschoten, toen hij de kerkelijke kledij had gezien. Zij tweeën waren de enigen die vermoord werden van de vluchtende Hongaren. Hun steun aan de bevolking betekende hier weer het bewust aanvaarden van het martelaarschap. Het systematische liquidatie van mensen met kerkelijke kleding is een duidelijk teken van de haat tegenover de Kerk.
Van de zeven Franciscaanse martelaren is vader Zénó de enige, van wie de laatste rustplaats bekend is.

Magyar Kurír

dinsdag 11 januari 2011

De vijfde colonne in onze Kerk‏

Onderstaand een oproep van dhr. I. v.Hemelryk

Beste,


Mocht u nog twijfelen aan de ware bedoelingen van het IPB (Interdiocesaan Pastoraal Beraad) en CIL, de Franstalige tegenhanger ervan (Conseil Interdiocésain des Laïcs), dan zal deze open brief van de CIL (hierbij in vertaling) u allicht de ogen openen.

Zij beschouwen zichzelf als “priesters, profeten en koningen”, gemachtigd en bevoegd om aan de kerkelijke gezagsdragers van de laagste tot de hoogste te vertellen wat zij nog mogen vertellen vanwege de CIL en soortgelijke groeperingen. Ze willen niets meer of minder dan de “patriarchale structuur” van de kerk doorbreken en zelf de touwtjes van de Kerk in handen nemen, ervan uitgaande dat zij het allemaal zoveel beter weten. God spreekt volgens hen immers niet door de geestelijken en opvolgers van de apostelen, maar bij monde van de afgestudeerden van UCL en KUL, die hebben geluisterd naar wat Hij zegt “in de ervaring en in het woord van de gedoopten” (dat kan met andere woorden zo ongeveer alles zijn wat in hun kraam van pas komt, zoals vrije abortus, euthanasie, en heel de door loge en vrijzinnigheid geïntroduceerde afbraak van de christelijke grondwaarden van onze samenleving).

De huidige verwarring van vele gelovigen tengevolge van de misbruikschandalen binnen de Kerk, wordt door hen gretig aangegrepen om alles overboord te werpen waarop de Kerk is gebouwd, vergetende dat de aan het licht gekomen misbruiken voornamelijk zijn gebeurd sinds zij zich met de Kerk gingen bemoeien om haar aan te passen aan de nieuwe tijdsgeest. Zou het niet relevant zijn om eens te onderzoeken wat het verband is tussen modernisme en pedofilie in de Kerk? Zou dat geen interessantere denkpiste zijn dan te blijven zoeken naar verbanden waarvan al lang wetenschappelijk bewezen is dat zij niet bestaan, maar die wel in de kraam passen van hen die het Kerkelijk Instituut willen overnemen? Was kanunnik François Houtart ook geen “modernist”, gekend al marxist die Castro en Chavez steunde en Hamas van de Europese lijst van terroristische organisaties wou laten schrappen? Wat zijn de verbanden tussen de modernistische kringen in Leuven en die van het seminarie in Brugge waar o.a. Mgr. Van Gheluwe doceerde? Zijn het niet juist de modernistische kringen die, onder andere in Kerk en Leven, hebben gepleit voor meer tolerantie tegenover pedofilie, tot Dutroux stokken in de wielen stak? Welke eerlijke journalist spit deze mesthoop vol schijnheiligheid eens uit?

De modernistische groeperingen krijgen haast vrij spel in onze samenleving, waar de media bijna uitsluitend in handen zijn van mensen die weinig of geen binding meer hebben met een beleefd christendom. Daarom herhaal ik mijn oproep aan de traditie- en geloofsgetrouwe katholieken: LATEN WIJ ONS VERENIGEN OM SAMEN ALS LEKEN TE GEUIGEN IN DE MEDIA VAN ONZE TROUW AAN DE APOSTOLISCHE KERK, GESTICHT DOOR CHRISTUS. Daartoe werd het Rooms-Katholiek Lekenforum opgericht, dat begin februari van start zal gaan.

U wordt allen uitgenodigd om mee te werken aan de bewustmaking van zoveel mogelijk trouwe gelovigen van wat er zich afspeelt in de schoot van onze Kerk en mee opgeroepen om er gewapend met een diep geloof gepast tegen te reageren.


Laat dit bericht a.u.b. rondgaan, samen met de bijgevoegde brief.


In eenheid met Christus en zijn Kerk,
De brief van de IPB kunt u hier lezen.