maandag 29 augustus 2011

Zeven Franciscaanse martelaren - Rafael Kriszten O.F.M.



De tirannie, die tot de opheffing van de kloosterorden in Hongarije leidde, bereikte zijn hoogtepunt op 19 juni 1950 in de stad Hatvan (een stad 60 km ten noordoosten van Budapest), waar gelovigen, een menselijke keten hebben gevormd, om de Franciscanen te beschermen voor deportatie. Op 20 juni werd deze gebeurtenis herdacht in de kerk van Uj-Hatvan.

Toen de inwoners van de stad te weten kwamen, dat de communistische Staatsveiligheidspolitie (de AVH) het klooster bezet had, herinnerden velen zich, dat er in 1946 drie paters gearresteerd en meegenomen werden door de communisten. Onder de gelovigen van de parochie (die grotendeels uit spoorwegambtenaren bestond), verspreidde het nieuws als een lopend vuur: “De paters worden opnieuw meegenomen”. De Franciscanenklooster werd door een steeds groter wordende menigte omringd. Zij eisten het vertrek van de politie uit het klooster. Waarop de AVH om versterking uit Budapest vroeg en ondertussen sloegen zij de paters met gummiknuppels in elkaar.
300 van de personen, die meededen aan de demonstratie werden naar werkkampen gestuurd. 38 gezinnen werden uit hun huizen gezet en voor 4 jaar naar een interneringskamp gestuurd in het oosten van Hongarije.

Vier Franciscaanse paters, onder wie prior Rafael Kriszten, werden op de volgende dag naar de beruchte hoofdkwartier van de geheime politie in Budapest (Andrássy straat 60) weggevoerd. Tijdens de 9 maanden durende voorarrest aldaar werden zij aan de meest gruwelijke lichamelijke en psychologische martelingen onderworpen.
De klucht, dat voor een rechtzaak moest doorgaan, werd op 31 januari 1951 opgevoerd. De prior werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, de anderen tot 5-10 jaar. Pater Rafael Kriszten stierf als martelaar als gevolg van de mishandelingen in de gevangenis op 53 jarige leeftijd in 1952.
De zaligverklaring van pater Rafael Kriszten is in volle gang.

© Magyar Kurir


Magyar Kurir