vrijdag 6 december 2013

Károlyné Hetényi Varga: Ödön Lénárd - 2





Op 6 februari wordt hij opnieuw – samen met anderen - gearresteerd, deze keer op verdenking van staatsvijandelijke activiteiten. De rechtbank stelt zich er niet tevreden ermee dat de aangeklaagden ter verantwoording werden geroepen en gestraft zouden worden, deze moeten ook zelf schuld bekennen, diepe berouw tonen, hun overtuigingen verloochenen en smeken om een genadige vonnis. Deze tactiek van de rechtbank is bij de meerderheid van de aangeklaagden is gelukt. Ödön Lénárd was de enige, die geen “spijt” wilde betuigen. Hij heeft er erg onder geleden dat de andere priesters hun rug niet gestrekt konden houden. De polititeke politie, die tijdens de rechtzaak vanaf de achtergrond aan de touwtjes trok, heeft het op satanische wijze ook voor elkaar gekregen dat enkele aangeklaagden in sommige gevallen tegen de “stijfkoppige” Lénárd hebben getuigd of zijn woorden in twijfel hebben getrokken.

Op 19 juni 1961 heeft de rechtbank vader Ödön Lénárd tot 7 jaar en 6 maanden gevangenisstraf als hoofdstraf en tot confiscatie van al zijn bezittingen en tot de ontzegging van zijn politieke rechten veroordeeld, wegens “leiding geven aan een criminele organisatie met het doel om de democratische staatsorde omver te werpen”. De Hongaarse bisschoppenconferentie werd gedwongen om in een verklaring afstand te nemen van de “gedragingen” van de groep priesters. Zijn 2e periode van het gevangenschap brengt hij in de gevangenissen van Márianosztra en Sátoraljaújhely door.

Op 27 maart 1963 komt hij vrij, door de amnestie, die door de tussenkomst van VN-voorzitter U-Thant werd verleend.

Hij pakt weer zijn werk als watermetercontroleur op. Hier kan de geheime politie hem niet voldoende controleren, dus krijgt hij een baan als administratief medewerker bij de kantine van de Economische faculteit van de Universiteit van Boedapest. Ondertussen was de politie in hoog tempo bezig om materiaal te verzamelen voor een nieuwe arrestatie. Citaat uit notulen van de politie: “Volgens onze gegevens komen Lénárd, Ágnes Tímár en enkele andere vrouwelijke religieuzen regelmatig bij elkaar. Hun conspiratief samenzijn bewijst dat zij zich met vijandelijke activiteiten bezig houden.  Lénárd onderhoudt tevens contact met leiders van andere groeperingen die illegaal opereren” Op 19 april 1966 houdt de politieke politie een huiszoeking bij Ödön Lénárd. Er worden de volgende  “belangrijke documenten” in beslag genomen: “Het mooiste verhaal” “De vier uitersten”, “Catechesmus”. Dit bewijst onomstotelijk de haat tegenover kerk en geloof, aangezien deze boeken niets met politiek te maken hebben.

Op 2 november werd Ödön Lénárd wegens voorbereiding van een conspiratie, en wegens spionage tot 8 jaar gevangenisstraf , tot 8 jaar ontzegging van zijn politieke rechten en tot volledige confiscatie van zijn goederen veroordeeld. De eerdere twee vonnissen worden samengevoegd met dit nieuwe vonnis, Hij heeft dus in totaal 19 jaar gevangenisstraf in petto. Zoals de meeste priesters, wordt hij tewerk gesteld in de schoenmakerswerkplaats van de gevangenis. Zijn medegevangenen komen een voor een vrij. Voor hem is echter geen genade. Een prelaat weigert om een verzoekschrift van zijn familie om vrijlating te ondertekenen. Als paus Paulus VI  János Kádár, partijsecretaris van de communistische partij, op audiëntie ontvangt, schept deze op dat er in Hongarije geen enkele geestelijke meer vast zit. Waarop de paus hem confronteert met de zaak van vader Ödön Lénárd. Onmiddellijk na de terugkeer van Kádár wordt hij in vrijheid gesteld, maar men zet hem onder druk om het land onmiddellijk te verlaten. Maar Ödön Lénárd weigert. Hij onderging het gevangenschap voor de Hongaarse katholieke kerk, en hij wilde deze kerk verder blijven dienen. Hij wilde trouw blijven aan zijn lotgenoten en aan de religieuze orde van welke hij tot zijn overlijden, op 23 mei 2003 geestelijke leidsman was.  In 1991 werden alle vonnissen tegen hem nietig verklaard door het Hooggerechtshof van Hongarije.

Ödön Lénárd:  “Men zegt dat de loop der geschiedenis aan het versnellen is: Inderdaad, wat de eerste keer 300 jaar lang duurde, duurde nu nog maar 50 jaar. Maar de christenen van nu gedroegen zich precies als de christenen van toen. We wilden  de zaken, de mensen en de gebeurtenissen allen slechts in de juiste perspectief plaatsen. Geen wraak, geen genoegdoening, geen revanche, geen oordeel. God zal oordelen en we geloven dat dat oordeel genadevol zal zijn. Omdat zowel de vervolgden als de vervolgers, elk op hun manier, genade nodig hebben.”

Vertaald uit: Katolikus Kalendárium 2013, Szent Maximilián Lap- és Könyvkiadó, Miskolc, blz. 103-109.

Bron foto: http://uj.katolikus.hu/cikk.php?h=656