Hij was drie keer gearresteerd “in naam van het volk”, 3 maal moest hij alle
vernederingen van de verhoren doorstaan en bijna 2 decennia van zijn leven
bracht hij in gevangenissen door, de langste periode van alle Hongaarse
gevangen genomen geestelijken. Hij was een van de politieke gevangenen,
die tijdens het communistisch dictatuur
de langste tijd (6749 dagen – 18 en half jaar) in gevangenissen doorbracht. Onder de gevangen genomen geestelijken heeft hij de
meeste tijd in de gevangenis doorgebracht.
Ödön Lénárd was geboren op 11 september als oudste in een gezin van drie
kinderen. Zijn vader was boekhouder, zijn moeder onderwijzeres. Vader is op de
eerste dag van WO I gesneuveld. Hun moeder moest de kinderen in haar eentje grootbrengen. Op zijn 15e trad hij
toe tot de Orde der Piaristen, op 13 september 1932 legt hij zijn eenvoudige,
op 8 september 1933 zijn plechtige geloften af. Vervolgens studeert hij
theologie aan de universiteit van Boedapest en hier behaalt hij ook de diploma docent
Latijn en geschiedenis. Hoewel hij een veelbelovend carrière als historicus
tegemoet kon zien, heeft zijn orde hem in de stad Szeged (Zuid-Hongarije)
nodig, waar hij in het Piaristengymnasium voor de klas staat. Op 14 juni 1936 werd hij tot priester gewijd
door Mgr. József Grősz. Op verzoek van (de latere) kardinaal Mindszenty wordt
hij in 1946 benoemd als culturele secretaris van de Actio Catholica in Boedapest, die onder meer belast was met het
coördineren van het werk van de Pieuze
Bond van Katholieke Ouders en - hiermee nauw samenhangend - met de strijd
voor het behoud van het door de atheïstische machthebbers bedreigde katholiek
onderwijs in Hongarije. De massale steunbetuigingen van bezorgde ouders werden
naar zijn adres gestuurd. Op 17 juni 1948 werd hij gearresteerd en naar het
gebouw van de Politie voor de Staatsveiligheid gebracht. Tijdens het verhoor
werd hij keurig en beleefd behandeld. In het gebouw van de politie werd hij
naar een kantoor gebracht, waar de met bajonetten uitgeruste wachten elkaar om
de vier uur aflosten. Hij mocht zijn brevier en horloge behouden en het werd
hem zelfs toegestaan om boeken te laten brengen. Zij hebben een divan in het
kantoor geplaatst zodat hij niet op het bureau hoefde te slapen en ze wilden
voor hem zelfs eten uit een restaurant halen, wat hij weigerde. Op zijn vraag
waarom hij zo goed behandeld was, luidde het antwoord dat aangezien hij als
eerste gearresteerde persoon uit een overkoepelende kerkelijke instelling was, men
wou demonstreren dat er tegen de Kerk ferm maar tegelijkertijd beleefd werd opgetreden.
Op deze manier werd kardinaal Mindszenty onder druk gezet om een compromis met
de communisten te sluiten.
Tegen de tijd van de rechtszaak
(19-21 juli) werden de katholieke scholen – ondanks hevige protesten van de
ouders - allemaal toegeëigend door de staat.
Uit de aanklacht door de
Voorzitter van de “Buitengewone Raad van het Volksgerecht” te Boedapest:
Hierbij
klaag ik de vanaf 28 juni 1948 in voorarrest zijnde aangeklaagde Ödön
Lénárd wegens de volgende feiten aan:
In
het voorjaar van 1948, toen de nationalisering van de kerkelijke
onderwijsinstellingen aan de orde kwam, heeft aangeklaagde nr.I, dr. Zsigmond
Mihalovics, landelijke directeur van de Actio
Catholica, onder wie alle afdelingen van A.C., derhalve ook de onder de leiding
van aangeklaagde nr. II staande Culturele Afdeling vielen, aangeklaagde nr. II
Ödön Lénárd verzocht, om een landelijke protestactie op te zetten. Aangeklaagde
nr. II – met goedkeuring en toestemming van Aangeklaagde nr.I - heeft deze
protestactie aangewend om haat en oproer te zaaien tegen de democratische
staatsorde.
Het “Volksgerecht” van
Boedapest – onder voorzitterschap van
rechter Vilmos Olty, heeft Ödön
Lénárd, de landelijke culturele secretaris van de Actio Catholica, op 23 juni
1948 wegens opruiing tot 6 jaar cel, tot 10 jaar ontzegging van de
uitoefening van zijn ambt, tot confiscatie van al zijn goederen en tot 10 jaar
verbanning uit de hoofdstad veroordeeld.
Hij werd in het
passantenhuis te Boedapest en in de beruchte gevangenis te Vác gevangen
gehouden. Zijn familie en vrienden wisten niet eens of hij nog in leven was.
Uit de memoires van
Ödön Lénárd: Wij mochten geen contact
meer hebben met de buitenwereld. Brieven schrijven, bezoek ontvangen of
pakketten ontvangen werden stopgezet. De bewakers, die niet betrouwbaar genoeg
werden beschouwd werden vervangen door speciaal geselecteerde leden van de
geheime politie. Ik werd geïsoleerd. Meestal werden 3 of 4 mensen samen in een
cel geplaatst, ik werd bijna 14 maanden
lang helemaal alleen in een lege cel gehouden, met alleen een oude strozak en
twee emmers. En op de bovenste verdieping, ver verwijderd van alles…
Op 1 augustus 1953
kwam hij vrij, 10 maanden voor het einde van zijn straf, ten gevolge van de
door minister-president Imre Nagy verleende amnestie.
Na zijn vrijlating
werkt hij als koerier bij een schoenreparatie-bedrijf. Vervolgens werkt hij als
controleur van watermeters.
Elke ochtend leest hij
de Mis, na zijn werktijd hoort hij de biecht, en hij leidt retraites. Maar de
gevangenis kon hem niet breken, men kon hem het zwijgen niet opleggen. (wordt
vervolgd)
Vertaald uit: Katolikus Kalendárium 2013, Szent Maximilián Lap- és Könyvkiadó, Miskolc, blz. 103-109.
Bron foto: Piarista.hu
Bron foto: Piarista.hu