maandag 28 oktober 2013

Károlyné Hetényi Varga: Ödön Lénárd (1911-2003)


 


 

Hij was drie keer gearresteerd “in naam van het volk”, 3 maal moest hij alle vernederingen van de verhoren doorstaan en bijna 2 decennia van zijn leven bracht hij in gevangenissen door, de langste periode van alle Hongaarse gevangen genomen geestelijken. Hij was een van de politieke gevangenen, die  tijdens het communistisch dictatuur de langste tijd (6749 dagen – 18 en half jaar) in gevangenissen doorbracht.   Onder de gevangen genomen geestelijken heeft hij de meeste tijd in de gevangenis doorgebracht.
 
Ödön Lénárd was geboren op 11 september als oudste in een gezin van drie kinderen. Zijn vader was boekhouder, zijn moeder onderwijzeres. Vader is op de eerste dag van WO I gesneuveld. Hun moeder moest de kinderen in haar eentje  grootbrengen. Op zijn 15e trad hij toe tot de Orde der Piaristen, op 13 september 1932 legt hij zijn eenvoudige, op 8 september 1933 zijn plechtige geloften af. Vervolgens studeert hij theologie aan de universiteit van Boedapest en hier behaalt hij ook de diploma docent Latijn en geschiedenis. Hoewel hij een veelbelovend carrière als historicus tegemoet kon zien, heeft zijn orde hem in de stad Szeged (Zuid-Hongarije) nodig, waar hij in het Piaristengymnasium voor de klas staat.  Op 14 juni 1936 werd hij tot priester gewijd door Mgr. József Grősz. Op verzoek van (de latere) kardinaal Mindszenty wordt hij in 1946 benoemd als culturele secretaris van de Actio Catholica in Boedapest, die onder meer belast was met het coördineren van het werk van de Pieuze Bond van Katholieke Ouders en - hiermee nauw samenhangend - met de strijd voor het behoud van het door de atheïstische machthebbers bedreigde katholiek onderwijs in Hongarije. De massale steunbetuigingen van bezorgde ouders werden naar zijn adres gestuurd. Op 17 juni 1948 werd hij gearresteerd en naar het gebouw van de Politie voor de Staatsveiligheid gebracht. Tijdens het verhoor werd hij keurig en beleefd behandeld. In het gebouw van de politie werd hij naar een kantoor gebracht, waar de met bajonetten uitgeruste wachten elkaar om de vier uur aflosten. Hij mocht zijn brevier en horloge behouden en het werd hem zelfs toegestaan om boeken te laten brengen. Zij hebben een divan in het kantoor geplaatst zodat hij niet op het bureau hoefde te slapen en ze wilden voor hem zelfs eten uit een restaurant halen, wat hij weigerde. Op zijn vraag waarom hij zo goed behandeld was, luidde het antwoord dat aangezien hij als eerste gearresteerde persoon uit een overkoepelende kerkelijke instelling was, men wou demonstreren dat er tegen de Kerk ferm maar tegelijkertijd beleefd werd opgetreden. Op deze manier werd kardinaal Mindszenty onder druk gezet om een compromis met de communisten te sluiten.
Tegen de tijd van de rechtszaak (19-21 juli) werden de katholieke scholen – ondanks hevige protesten van de ouders - allemaal toegeëigend door de staat.
Uit de aanklacht door de Voorzitter van de “Buitengewone Raad van het Volksgerecht” te Boedapest:
 
Hierbij klaag ik de vanaf 28 juni 1948 in voorarrest zijnde aangeklaagde Ödön Lénárd  wegens de volgende feiten aan:
In het voorjaar van 1948, toen de nationalisering van de kerkelijke onderwijsinstellingen aan de orde kwam, heeft aangeklaagde nr.I, dr. Zsigmond Mihalovics, landelijke directeur van de  Actio Catholica, onder wie alle afdelingen van A.C., derhalve ook de onder de leiding van aangeklaagde nr. II staande Culturele Afdeling vielen, aangeklaagde nr. II Ödön Lénárd verzocht, om een landelijke protestactie op te zetten. Aangeklaagde nr. II – met goedkeuring en toestemming van Aangeklaagde nr.I - heeft deze protestactie aangewend om haat en oproer te zaaien tegen de democratische staatsorde.
 
Het “Volksgerecht” van Boedapest  – onder voorzitterschap van rechter Vilmos Olty, heeft Ödön Lénárd, de landelijke culturele secretaris van de Actio Catholica, op 23 juni 1948  wegens opruiing  tot 6 jaar cel, tot 10 jaar ontzegging van de uitoefening van zijn ambt, tot confiscatie van al zijn goederen en tot 10 jaar verbanning uit de hoofdstad veroordeeld.
Hij werd in het passantenhuis te Boedapest en in de beruchte gevangenis te Vác gevangen gehouden. Zijn familie en vrienden wisten niet eens of hij nog in leven was.
Uit de memoires van Ödön Lénárd: Wij mochten geen contact meer hebben met de buitenwereld. Brieven schrijven, bezoek ontvangen of pakketten ontvangen werden stopgezet. De bewakers, die niet betrouwbaar genoeg werden beschouwd werden vervangen door speciaal geselecteerde leden van de geheime politie. Ik werd geïsoleerd. Meestal werden 3 of 4 mensen samen in een cel  geplaatst, ik werd bijna 14 maanden lang helemaal alleen in een lege cel gehouden, met alleen een oude strozak en twee emmers. En op de bovenste verdieping, ver verwijderd van alles…
Op 1 augustus 1953 kwam hij vrij, 10 maanden voor het einde van zijn straf, ten gevolge van de door minister-president Imre Nagy verleende amnestie.
Na zijn vrijlating werkt hij als koerier bij een schoenreparatie-bedrijf. Vervolgens werkt hij als controleur  van watermeters.
Elke ochtend leest hij de Mis, na zijn werktijd hoort hij de biecht, en hij leidt retraites. Maar de gevangenis kon hem niet breken, men kon hem het zwijgen niet opleggen. (wordt vervolgd)
 
 Vertaald uit: Katolikus Kalendárium 2013, Szent Maximilián Lap- és Könyvkiadó, Miskolc, blz. 103-109.

Bron foto: Piarista.hu